vrijdag 24 januari 2014

Willem Wagenaar en de Nord-connectie

Willem (Willy) Wagenaar, jaren 30
"Een merkwaardig toeval heeft gewild, dat juist Utrecht - stijve en preutsche stad bij uitnemendheid - tot woonplaats is gekozen door enkele surrealisten, op wie de uitdrukking „duivelsch kras" (Krul) bijzonder toepasselijk is." Aldus de kleurrijke Duitse sexuoloog/auteur Dr. Herbert Lewandowski die enige tijd in Utrecht woonde, in Beschavings- en zedengeschiedenis van Nederland (1933). In een andere tekst, geschreven in 1935, is hij wat duidender: "Juist hier, in de stad van Jaarbeurs en spoorwegdirectie en botersprits - een surrealistische school! O, hoe goed begreep ik ze, deze romantici, die op het linnen doek het alledaagsche leven ontvluchtten - seid umschlungen, Surrealisten!" En wijst daarin expliciet naar Willem Wagenaar als toonaangevend in deze scene.

visitekaartje van Nord
De Groningse kunstenaar Willem Wagenaar verhuisde op 20-jarige leeftijd samen met zijn zwangere verloofde naar Utrecht. Hij had vlak daarvoor een aantal maanden in Parijs doorgebracht om 'het daar te gaan maken', wat op een teleurstelling uitdraaide maar wel een beginvoorraad tijdschriften, prenten en affiches opleverde voor een kunst- en boekhandeltje. Dat begon hij in 1928 aan Vinkenburgstraat 12 en noemde het Nord. Behalve schilderijen (van kunstenaars rond De Gemeenschap en De Ploeg) en boeken, waren in de zaak ook grammofoonplaten (jazz), films, meubels van De Stijl en etnografica te vinden. Alsook een keur aan buitenlandse surrealistische tijdschriften.
Al snel werd de winkel gefrequenteerd door Utrechtse kunstenaars als Willem van Leusden, Pyke Koch, Louis Wijmans, Joop Moesman, Gertrude Pape en Theo van Baaren, en vormde zo naast een informatieve hotspot ook trefpunt van gelijkgestemden, zelfs uitgangspunt voor gezamelijke activiteiten.

Interieur van winkel Nord
Een commerciëel succes werd de zaak echter niet, zodat Wagenaar genoodzaakt werd in 1934 te sluiten. Hij had intussen (1931) Kunstzaal Wagenaar aan Nieuwegracht 25 gestart, waar tentoonstellingen plaatsvonden van o.a. Moholy Nagy, Paul Citroen en Georg Muche. Na sluiting van Nord opende hij naast de galerie -en om aan de kost te komen- de Utrechtse Vrije Academie voor Beeldende Kunsten aan Nieuwegracht 69. Hier werd o.a. beeldhouwen, modeltekenen en stilleven onderwezen.

Vanuit het Nieuwegracht-hoofdkwartier organiseerde hij een tentoonstelling van Utrechtse surrealisten in Parijs, te houden in juni 1933. Belangrijkste doel was op deze manier aansluiting te vinden bij de internationale surrealistische beweging. De tentoonstelling in de pas geopende galerie La Grand Masse (Rue de Seine 10bis) trok echter nauwelijks belangstelling, zodat de Utrechters weer op eigen stad teruggeworpen werden.
Kunstzaal Wagenaar sloot in 1935 en Willem Wagenaar zelf vertrok in 1939 via Spanje en Portugal naar Marokko, waar hij in de havenstad Tanger kortstondig de Escuela de Bellas Artes Leonardo da Vinci runde. In 1942 verkaste hij dan weer naar Groningen, zette daar een kunstacademie op en was tegelijk actief in het verzet...

Galerie La Grande Masse op de Rue de Seine in Parijs
Rue de Seine nu
Lees voor verdere informatie:

- 'Het surrealistisch universum van Willem Wagenaar (1907-1999)'
Dick Adelaar & Meta Knol (Centraal Museum 2001)
Vinkenburgstraat jaren 20-30
covers van tijdschriften die in Nord werden verkocht
- 'Met stille trom - beeldende kunst en Utrecht sinds 1900'
Jan Juffermans (uitg. Het Spectrum 1996)
Vinkenburgstraat 12 nu, met iets andere koopwaar

donderdag 16 januari 2014

Kindertekeningen

Aan De Schone Zakdoek werkten maar een handvol vrouwen mee. Bij het bekijken van alle nummers die tussen 1941 en 1944 zijn verschenen valt daarbij naast de alomtegenwoordige drijvende kracht Gertrude Pape de naam van Gerdi Wagenaar het meeste op. Zij is in veel nummers aanwezig met lieve en kinderlijk aandoende tekeningen van meisjes, sprookjesfiguren en mode.
Dat 'kinderlijke' is niet toevallig, want Gerdi was toen ze bij De Schone Zakdoek begon 13 jaar oud. En dochter van de enigmatische, maar voor het Nederlands surrealisme uiterst belangrijke kunstenaar Willem (Willy) Wagenaar, die van 1928 tot 1939 in Utrecht actief was. Als schilder en onder meer als uitbater van boekhandel Nord, Kunstzaal Wagenaar en de U.V.A. (Utrechtse Vrije Academie voor Beeldende Kunsten). Met name in Nord ontmoetten de jonge alternatievelingen van Utrecht elkaar en maakten kennis met literatuur en beelden van gelijkgestemden over de grens. Hier komen we op terug.

Later, na-oorlogs werk van Gerdi Wagenaar is ons (tot nu toe) onbekend, evenals wat er van haar überhaupt is terechtgekomen. Hieronder detail van een door haar geborduurde tekening in De Schone Zakdoek #31/32. Hoe goed komt het nu van pas dat de oplage maar 1 is...

Borduurtekening Gerdi Wagenaar 1944

woensdag 15 januari 2014

Utrecht

Het gedicht 'Utrecht' van Theo van Baaren stond in nummer 4 van de eerste jaargang De Schone Zakdoek:

Utrecht

De grachten kruipen door de dode stad
als even vele volgevreten slangen
en de barok verzakte huizen hangen
moe op elkaar, de kelders altijd nat

van grondrig water, bruin en slijmig, dat
de smaak heeft van bedorven minverlangen
onder de straten lopen lage gangen,
het zwart domein van basilisk en rat.

Want hield een draak niet deze stad in stand
in 't ban-net van zijn ogen ingesloten
(bestaat ze soms alleen nog in zijn blik?)

dan was Utrecht allang slechts puin en zand
waar ieders fundament op graven stoot en
schedels slingren in het singelslik.

Oktober 1941- Nederlandse en Duitse fascisten op weg naar het N.V.-huis (Oudegracht 245)


zaterdag 11 januari 2014

Evelyn Palmer

Hoewel Theo van Baaren publicitair het meest naar voren komt, is het belang van Gertrude Pape voor de surrealistische impuls aan De Schone Zakdoek niet te onderschatten.  Hengelen naar waardering van buiten voor haar werk heeft ze echter nooit gedaan.
Zo blijkt bijvoorbeeld uit het publiceren van een dichtbundel, voorjaar 1944, in het engels onder pseudoniem.
‘Verses by a Female Robinson Crusoe’ werd in de Schildpadreeks van uitgever (en medewerker aan De Schone Zakdoek) Jaap Romijn uitgebracht en illegaal gedrukt door Jan Hendriks aan de Utrechtse Van Asch Van Wijckskade. Gertrude Pape heet voor de gelegenheid ‘Evelyn Palmer’.

Uit het boek:

 THE CIRCULAR COURSE

The unforeseen full moon, in fear
Stays cloudily hidden, imbued
With shyness of the many-hued
And iridescent sea; too clear
A mirror for the bright and crude.
The hurried order of the year,
Ever an echo clanging near
The labyrinth of solitude,
Confuses by too quick a tread
The outward passage of the mind
And by perverted instinct led
I still in anguish seek to find
That which I thought, when first I fled,
Forever to have left behind.

 Reduced to pure essentials, to live
Uncrowded on an island, never know
The uniform disheartening and slow
Coagulation, the sedative
Administered by Mars, that none may sow
Sedition against his rule, or give
A sudden turn to his bold narrative
Enlivened as before with blood's bright flow;
Escaped from that stultifying press
To lie abroad in never-ending calm
Is to hold Fortune by that foremost tress
Which but once miss'd no more invites the palm.
Such lot is mine; nor could another guess
My soul's delight, secure from worldly harm.

 By Nature favoured, though by Man forgot,
I am secure from ev'ry Enmity.
Blue indolence, the wet immensity
Has spread a languid arm about me, shot
With dancing fire, reflected sky to sea.
Whether I labour, or lazily plot
New thoughts, Earth's gentle care forsakes me not;
Soft cooings overhead accompany
My unprescribèd steps, voiced interest
Now focussed on me by my universe:
For here at last in very truth I rest
Clasped to a tender and infinite nurse,
Feeding at leisure upon that very breast
That Faustus cried for in his bitter curse.

dinsdag 7 januari 2014

De redactieruimte

De Schone Zakdoek werd in de jaren dat ze bestond samengesteld in Bemuurde Weerd Oostzijde 5, waar Gertrude Pape en later ook Theo van Baaren boven een winkel woonden. De dichter Ad den Besten beschreef het als: "‘Zo'n lange donkere pijpenla als die bovenverdieping [...], volgepakt met boeken en allerhande vreemde voorwerpen, heb ik van m'n leven niet meer gezien. Vergeet daarbij niet de vele wonderlijke sculptures, maskers, voorouderbeeldjes uit Afrika, Australië, Indië, die je van alle kanten aanstaarden." Hier kwam de groep vrienden en medewerkers ook bijeen, meestal op maandagen, om met elkaar van gedachten en werk te wisselen.
Letterlijk een surrealistische hotspot van Utrecht dus.
Het pand is helaas begin jaren 60 van de vorige eeuw gesloopt en wat er nu op deze plek staat is te lelijk om te onthouden, laat staan om dit enige monumentale status te geven. Dat zouden we hooguit kunnen doen aan de vers restaureerde historische kademuur, enkele meters van nr. 5 vandaan. Op de plek waar deze op 15 oktober 2013, 70 jaar na het verschijnen van De Schone Zakdoek nr 31/32,  het tijdens een niet eens zo zware storm begaf. Misschien door het aanbrengen van een beeltenis als deze, een profetische lino van Louis Lehmann uit ditzelfde nummer? Met een nog rechtopstaande boom, de angstig wegvluchtende vogel, en die cyclopisch vanuit het grachtwater opgestoken middelvinger...

lino van Louis Lehmann 1943


Bemuurde Weerd OZ 5 begin 20ste eeuw

Bemuurde Weerd OZ 5 in 1942

Bemuurde Weerd OZ 5 in 2014, aan de kade is nog het
herstelwerk na de instorting van oktober 2013 te zien

maandag 6 januari 2014

De naam

“...De naam van ons tijdschrift heeft twee wortels. Ook wasmiddelen waren toen (1941 red.) juist op de bon gekomen, zodat een schone zakdoek geen vanzelfsprekendheid meer was, maar een luxe werd. De tweede wortel is een gedicht van Morgenstern over Palmström die op een wandeling de behoefte voelt zijn neus te snuiten, maar -uit eerbied voor de hagelwitte reinheid van zijn zakdoek- daarvan afziet en ongesnoten verder gaat...” aldus Theo van Baaren in de inleiding van de bloemlezing van De Schone Zakdoek die in 1981 bij Meulenhoff verscheen.

dhr. Morgenstern, waardoor dit alles
Als mede-oprichter (samen met zijn geliefde Gertrude Pape) en stuwende kracht van het blad spreekt hier de autoriteit, en we komen deze verklaring over de naamgeving dan ook in andere geschriften over De Schone Zakdoek tegen. Maar niemand schijnt tot op heden de falsificatie te zijn opgevallen. De bewuste falsificatie, we moeten veronderstellen met het doel ons sub-ego een ‘verkeerde’ kant op te sturen. Re-direction, een beproefde surrealistische techniek. Bestudering van het genoemde gedicht (zie vorige post) leert ons namelijk dat het personage Palmström - die overigens vaker in Christian Morgenstern's oeuvre figureert, zie bijvoorbeeld Hanns Eisler - geen hagelwitte zakdoek heeft, maar een rode!
Waarop bovendien een eik staat afgebeeld, en een mens met een boek.
Het is dus niet, zoals Van Baaren stelt, het blanco, het maagdelijke, onbewerkte, de kleur van de capitulatie, hetgeen Palmström weerhoudt, maar juist de afbeelding op het doek, omsloten door de kleur van de passie. De zakdoek in het gedicht symboliseert in ieder geval de menselijke expressie, de kunst, die de (hiervoor) gevoelige hoofdpersoon weigert te bezoedelen.

Ongetwijfeld was dit Theo van Baaren bekend, maar hij koos ervoor zijn na-oorlogse lezers een rad voor ogen te draaien.
Waarmee ook zijn eerste ‘wortel’, het argument van gerantsoeneerde wasmiddelen, bevraagd kan worden. Hoezo kan een mens zijn was niet meer schoonkrijgen zonder groene zeep en hoezo is een schone zakdoek luxe?
Neen, wat in eerste instantie plausibel klinkt, krijgt bij nader inzien een geheime, bijna unheimische lading. Door het blad te beschrijven, te vullen, is er immers sprake van een proces van bezoedeling. En dat niet alleen in de ogen van een totalitaire bezetter door wiens censuurmazen Van Baaren en de zijnen met die oplage van 1 konden sluipen. Want ongeacht wàt er geschreven wordt, elke druppel inkt op het papier is al een Fremdkörper, ein Ungeziefer, ein rausiger lausiger Maus der ausgerottet werden soll. Sein. Werden kann. Haben müssen. Schwein. Ratatat.

zondag 5 januari 2014

Palmström

 

Palmström


Palmström steht an einem Teiche
und entfaltet groß ein rotes Taschentuch:
Auf dem Tuch ist eine Eiche
dargestellt, sowie ein Mensch mit einem Buch.

Palmström wagt nicht sich hineinzuschneuzen -
er gehört zu jenen Käuzen,
die oft unvermittelt-nackt
Ehrfurcht vor dem Schönen packt.

Zärtlich faltet er zusammen,
was er eben erst entbreitet.
Und kein Fühlender wird ihn verdammen,
weil er ungeschneuzt entschreitet.

(Christian Morgenstern 1910)